De sfeer wordt snel grimmig. Omstanders worden over de bloemen en kaarsen heen geduwd pic.twitter.com/47yxUbRnon
— Eva Oude Elferink (@Eoudeelferink) March 27, 2016
Door Eva Oude Elferink / 25 maart 2016
Het is kort voor drieën ‘s middags als zo’n 450 voetbalhooligans de herdenking van slachtoffers van de aanslagen in Brussel bruut verstoren.
Het begint met eenzame schreeuw in de verte. Dan verschijnen boven de hoofden van de tot dan toe zwijgende menigte op het Brusselse Beursplein de eerste gebalde vuisten. Sommigen gestoken in zwartleren handschoenen, anderen een blik bier omklemmend. Gescandeer, steeds luider. Gepijnigd kijkt de Marokkaans-Belgische Najat Bouasra (32) vanaf de trappen van de Beurs naar de naderende massa. Haar armen stevig over elkaar geklemd. “Ik blijf hier”, zegt ze tegen niemand in het bijzonder.
Het is kort voor drieën ‘s middags als zo’n 450 voetbalhooligans de herdenking van slachtoffers van de aanslagen in Brussel bruut verstoren. Waar even daarvoor nog honderden wildvreemden elkaars hand in de lucht hielden ten teken dat zij samen één zijn, dat Brussel zich niet laat verdelen, ontstaat plots een front. Er wordt geduwd, getrokken. Omstanders proberen te voorkomen dat de in zwart gestoken mannen de plek naderen waar een zee van bloemen en kaarsjes is ontstaan. Met als gevolg dat mensen over de herdenkingsplaats heen vallen.
Vanaf de trappen kijken mensen het tafereel met afschuw aan. Een meisje valt haar vriend huilend in de armen. Een vader grijpt zijn twee kinderen bij de mouw en sleurt hen mee naar beneden. Wegwezen. “We zijn hier verdomme om solidariteit te tonen”, foetert een man.
Mars tegen de Angst
Eigenlijk zou er deze zondag een “Mars tegen de Angst” plaatsvinden. Te beginnen op het Beursplein, dat sinds de aanslagen van afgelopen dinsdag voor de Brusselaren is geworden wat de Place de la Republique voor de Parijzenaars was; een plek om troost bij elkaar te vinden en steun te betuigen aan de slachtoffers. Maar na een dringende oproep van de Belgische minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon en de Brusselse burgemeester Yvan Mayeur werd de mars zaterdagmiddag officieel afgelast. De politie was elders nodig, zo klonk het.
Dat het dan toch zo uit de hand heeft kunnen lopen, is op zijn zachtst gezegd pijnlijk. De vraag die blijft hangen als ordetroepen met behulp van waterkanonnen na zo’n drie kwartier de hooligans van het plein hebben verdreven, is hoe het zover heeft kunnen komen.
Tegen de Belgische krant De Morgen zei de burgemeester van Vilvoorde, Hans Bonte, achteraf dat het extreemrechtse voetbalhooligans betrof van “verschillende voetbalclubs uit de eerste klasse”. Via de sociale media vernam de politie van Vilvoorde van hun plannen zich te mengen in de herdenkingsbijeenkomst. Even had hij overwogen hen tegen te houden,
“Ik hoop dat u trots bent op uzelf”, bijt Brusselaar Benoit (41) een agent toe wanneer de rust op het plein enigszins is wedergekeerd. “Dit is precies wat er mis is met dit land”, vervolgt hij, wild met zijn armen zwaaiend. “De politie doet niets, ze wachten tot het laat is.”
Even verderop staat Najat Bouasra, haar handen diep in de zakken van haar gebreide vest gestoken. Toen blikjes bier door de lucht begonnen te vliegen, verruilde ze de trappen toch maar voor een ‘veilige’ plek aan de zijkant van het plein. Maar nog altijd diezelfde gepijnigde blik. Al vier dagen komt ze vanuit Molenbeek naar de Beurs. Om uit te leggen dat de terreur die haar stad deze week trof, dat dat géén Islam is. Dat ook zij terrorisme afkeurt, verafschuwt. Dat het belangrijk is om solidair te zijn, zeker nu. En dan dit. Ze schudt haar hoofd. “Dit doet pijn.”