thuisloos-talent
De Volkskrant

Door Eva Oude Elferink / 6 juli 2012

In productiehuizen kan jong theatertalent groeien en experimenteren met voorstellingen. Nu draait de staatssecretaris de subsidiekraan dicht. Und jetzt?

Waar kunnen jonge theatermakers en schrijvers, op een vrijdagavond enkele weken geleden bij elkaar in het Arnhemse Theater aan de Rijn, straks nog terecht? De vraag zoemt door de zaal. In zacht blauw licht, omgeven door tientallen woordballonnen die in de lucht balanceren, zitten Frank Tazelaar van literair productiehuis Wintertuin en Eve Hopkins van theater- en dansproductiehuis Generale Oost tegenover een tribune vol jonge mensen, voornamelijk twintigers. Velen zijn nieuwkomers in theaterland.

Eigenlijk zou het op de eerste dag van het Festival voor het Gesproken Woord, eind mei, gaan over de verschillen en overeenkomsten tussen het schrijven van romans en toneelteksten. Maar halverwege de avond neemt de discussie een andere wending. Nu de toekomst van productiehuizen onzeker is, maken de aanwezigen zich zorgen. Juist hier konden ze na hun opleiding terecht om te experimenteren, fouten te maken, te leren. Daar zijn de productiehuizen immers voor, sinds ze in 2009 werden samengevoegd met werkplaatsen. Tot die tijd ondersteunden productiehuizen meer ervaren makers en coachten werkplaatsen jong talent. Op de huizen wordt nu fors bezuinigd. Bij grote gezelschappen hoeven jonge theatermakers nog niet aan te kloppen. Wat blijft er dan nog over?

‘Het zijn spannende tijden’, verzucht Rob Kramer, de zakelijk en artistiek leider van Productiehuis Oost-Nederland een paar dagen later. Hij zit onderuitgezakt op zijn stoel, zijn zwarte cowboylaarzen vooruit gestoken. Naast hem zitten Hopkins en Tazelaar. Het festival, dat door de drie productiehuizen gezamenlijk werd georganiseerd, was een voorproefje; vanaf januari 2013 fuseren zij onder de naam De Nieuwe Oost tot een multidisciplinair productiehuis voor dans, theater, muziek en literatuur. Geen gedwongen huwelijk, benadrukt Kramer. ‘De liefde was er al, alleen de noodzaak miste nog.’

Oost-Nederland is een van de 22 productiehuizen die met opheffing worden bedreigd nu de 11,5 miljoen aan rijkssubsidie voor deze instellingen vanaf 2013 komt te vervallen. Toch is geen van de huizen van plan de deuren te sluiten, blijkt uit een inventarisatie. Het financiële gat dat is ontstaan, hopen zij deels op te vangen door subsidie aan te vragen bij het Fonds Podiumkunsten, gemeenten en provincies. Maar ook door samen te werken met grote gezelschappen en opleidingen uit de regio. Of door te fuseren, zoals in het oosten van het land.

Dat klinkt als goed nieuws. Kramer en zijn collega’s hopen door gezamenlijk verder te gaan niet alleen een mogelijke opheffing van de drie productiehuizen te voorkomen, maar ook in de eerste plaats hun oorspronkelijke functie als plek voor talentontwikkeling te behouden. Dat laatste blijkt niet bij alle productiehuizen het geval. Hoewel de meeste willen vechten om een doorstart te maken, komt bij zeker eenderde van de huizen nu juist de functie van talentontwikkeling in het gedrang.

Zo gaat een deel, waaronder het Huis aan de Werf in Utrecht en Toneelschuur Producties in Haarlem, zich vanaf komend jaar voornamelijk richten op makers die al de nodige ervaring hebben opgedaan, zoals theatermakers Boukje Schweigman of Erik Whien. Hetzelfde geldt voor Productiehuis Brabant, dat opgaat in het Zuidelijk Toneel, en voor Korzo, dat nauw gaat samenwerken met het Nederlands Dans Theater (NDT). Pas afgestudeerde regisseurs en choreografen kunnen daar straks nog wel terecht, maar moeten zelf voor de financiële middelen zorgen om producties te maken.

Vanuit de theaterwereld stuit deze omvorming op kritiek. Door te focussen op makers die al een naam hebben opgebouwd, gaan productiehuizen voorbij aan hun functie, stelt Leo Swinkels, directeur van de Toneelacademie Maastricht. ‘Productiehuizen zijn juist bedoeld voor jong, nog onbekend talent om meters te maken in een professionele omgeving.’ Het plan van demissionair staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) om de functie van talentontwikkeling bij grote gezelschappen onder te brengen, noemt Swinkels onrealistisch. ‘Die kunnen zich geen risico’s permitteren. Zeker niet nu ook zij moeten bezuinigen.’

Alternatief

Nu Zijlstra alle productiehuizen uit de basisinfrastructuur 2013-2016 (BIS) heeft gehaald, blijven er voor de huizen weinig opties over. Te meer omdat ook bij het Fonds Podiumkunsten, het meest voor de hand liggende alternatief, geen subsidie meer aangevraagd mag worden als productiehuis. Die mogelijkheid is door Zijlstra geschrapt. Om toch aanspraak te kunnen maken op gelden van het fonds, moeten de productiehuizen creatief zijn. Juist daar wringt het, aangezien in die aanvragen geen ruimte is voor talentontwikkeling-trajecten.

Talent is het kind van de rekening, erkent Frans Lommerse, directeur van de Toneelschuur. Maar nu zijn productiehuis 9,5 ton subsidie op jaarbasis verliest, heeft de directeur naar eigen zeggen weinig keus. De Toneelschuur wil een producerende en presenterende instelling blijven. Door regisseurs als Whien, maar ook Michiel de Regt, Paul Knieriem en Joost van Hezik voor vier jaar aan de Toneelschuur te verbinden, heeft Lommerse alsnog een aanvraag kunnen indienen bij het fonds. Maar het budget voor jong talent is verdwenen. Lommerse: ‘Dat moet nu per productie bij elkaar worden gesprokkeld. We zullen hen daar waar mogelijk bij helpen.’

Ook andere productiehuizen hebben zich ondanks de beperkingen tot het fonds gekeerd; zeker de helft heeft hier subsidie aangevraagd. Sommige dienden net als de Toneelschuur een plan in rond een aantal makers, andere, zoals Bontehond in Amsterdam en Productiehuis Zeelandia in Middelburg deden een aanvraag voor een aantal producties. ‘Iedereen probeert de schade zo veel mogelijk te beperken’, zegt Eric Japenga, zakelijk leider bij Productiehuis Brabant. ‘Maar er gaan hoe dan ook gaten vallen. Dat een hele generatie makers straks niet aan de bak komt, is inmiddels wel duidelijk.’

Opbloeien

Met het wegvallen van productiehuizen verdwijnt volgens betrokkenen een essentiële schakel tussen de academies en gezelschappen. ‘Niemand wordt geboren op het podium van de Heineken Musical Hall’, zegt Rob Kramer van Oost-Nederland. Vergelijk jong talent met een plant, zegt hij. ‘Je geeft hem een beetje water, af en toe een spraytje Pokon. Bij veel regen en zon dek je hem af. En uiteindelijk zet je hem in de etalage.’ Dat is de essentie van productiehuizen; jonge talenten begeleiden, coachen, de ruimte geven. En dan hopen dat ze opbloeien. Klaar voor de grote podia.

Punt van kritiek is dat de productiehuizen daar onvoldoende in zouden slagen. Te veel mensen worden aangenomen, te weinig blijken echte talenten. De selectie zou inderdaad scherper mogen, zegt academiedirecteur Swinkels. ‘Maar het verwijt dat geen talent wordt afgeleverd, is onterecht.’ Hij noemt het de paradox van productiehuizen. Hoeveel mensen weten dat de trompettist Colin Benders, ook wel bekend als Kyteman, een product is van Productiehuis Oost-Nederland? Of dat theatermaakster Laura van Dolron voor zij bij het Nationale Toneel (NT) kwam, eerst naam maakte bij Frascati?

Productiehuizen zijn een noodzakelijke eerste stap, beaamt Wouter van Ransbeek, coördinator internationalisering en TA-2, een platform voor regietalent bij Toneelgroep Amsterdam (TA). ‘Je kunt jonge makers na hun opleiding niet meteen op een groot podium zetten. Eerst moeten ze in een beschermd traject een aantal voorstellingen voor kleine zalen kunnen maken.’ Alleen al vanuit praktisch oogpunt kan dit niet bij gezelschappen, zegt Van Ransbeek. ‘Wij maken producties voor de grote zaal. Nu de gehele verantwoordelijkheid voor talentontwikkeling door Zijlstra bij de gezelschappen is gelegd, worden wij belast met een bredere functie waarvoor we niet altijd goed zijn uitgerust.’

Niet alleen vanuit de kunstenwereld wordt het belang van de productiehuizen onderkend. In het onlangs verschenen advies aan de staatssecretaris uit ook de Raad voor Cultuur zijn zorgen over de effecten van deze bezuiniging. ‘Zonder plaatsen voor experiment en ontwikkeling, geen kweekvijver voor talent. Zonder talent geen aansprekende, vernieuwende culturele uitingen’, schrijft de raad. De boodschap is helder; met het wegvallen van de productiehuizen uit de basisinfrastructuur komen ‘broedplaatsen voor kwalitatief hoogwaardige, vernieuwende producties onder zware druk te staan’.

Ondanks de kritiek maakt Zijlstra geen aanstalten zijn plannen te wijzigen. Het is dus aan de huizen zelf om op zoek te gaan naar een oplossing. Naast aanvragen bij het fonds zoekt het merendeel zijn heil in samenwerking. Met gezelschappen, podia of festivals waarvoor producties gemaakt kunnen worden. Ook is de hoop gevestigd op lagere overheden. Die blijken lang niet altijd onwelwillend om in te springen. ‘Je ziet dat provincies en steden hun verantwoordelijkheid nemen, daar waar het Rijk afhaakt’, zegt Swinkels.

Maar ook de lagere overheden moeten bezuinigen. Zij kunnen onmogelijk de 11,5 miljoen aan rijkssubsidie compenseren. Zeker in een stad als Amsterdam, waar acht productiehuizen zijn gevestigd, zijn de mogelijkheden beperkt. Dat er sowieso te veel huizen zijn, daar is iedereen het wel over eens. Vorig jaar pleitte Swinkels in een adviescommissie van de Raad voor Cultuur om het aantal productiehuizen tot acht terug te brengen: verdeeld over de regio’s en verbonden aan nabijgelegen academies en gezelschappen. Dat plan is niet door Zijlstra overgenomen. Swinkels: ‘Hij wilde zo veel bezuinigen, dan zoek je grote strepen om te zetten.’

Negen

En toch. All is not lost, meent de directeur. ‘Jonge makers zijn nu meer dan ooit aangewezen op hun eigen inventiviteit en creativiteit. Daar kunnen interessante concepten en onorthodoxe allianties uit voortkomen.’ Producties voor dans- of theaterfestivals bijvoorbeeld. Volgens Swinkels wordt dat de nieuwe realiteit. ‘Jonge talenten zullen actief op zoek moeten naar gelegenheidskansen in plaats van structurele ondersteuning. Zo kunnen ze toch meters blijven maken.’ Maar zo blijven er ook minder mogelijkheden over om fouten te maken. Swinkels: ‘De continuïteit is weg. Succes is straks projectgebonden.’

De vraag blijft dan ook hoeveel ruimte er nog is voor talentontwikkeling. Vooralsnog ziet het er somber uit. De productiehuizen die blijven bestaan, krijgen hoe dan ook te maken met een financiële terugslag. En dat betekent: inkrimpen. Hetzelfde geldt voor de gezelschappen die volgens Zijlstra de functie van talentontwikkeling op zich moeten nemen. Het enige wat naar verwachting niet zal afnemen, is het aanbod aan jong talent. ‘Daar sta je straks met je negen voor regie’, zegt Kramer van Oost-Nederland. ‘Und jetzt?’

Laura van Dolron

(36), theatermaker. Studeerde in 2001 af aan de Toneelacademie Maastricht en was daarna verbonden aan Frascati Producties. Is nu regisseur bij het Nationaal Toneel.

‘Ik kan alleen maar verdrietig zijn om alle nieuwe Laura van Dolrons. Op de toneelacademie had niemand mij echt opgemerkt. Mijn stijl heeft zich pas bij de grote gezelschappen bewezen nadat ik bij productiehuizen naam had gemaakt. Bij gezelschappen moet je je verhouden tot de artistieke traditie die daar heerst, daar zitten ze niet te wachten op iemand die compleet iets anders doet. De hofnarrol die ik nu bij het Nationaal Toneel inneem, heb ik alleen maar kunnen krijgen omdat ik de tijd heb gehad om mijzelf en mijn werk te definiëren. Niet via de gevestigde orde, niet via de gevestigde regisseurs, maar in een veilige omgeving waar je dingen kunt formuleren zonder dat je meteen de druk voelt dat het ook een groot publiek moet genereren. Dus niet de vraag of je resultaatgericht bezig bent, maar of je iets spannends aan het onderzoeken bent. Dat levert een soort bravoure op, dat vind je niet zomaar terug. Straks is het zo dat alleen nog de mensen met de grootste mond en de hardste ellebogen een plekje weten te bemachtigen. Een dromerige, meer autistische maker zoals ikzelf ook was toen ik van de academie kwam, gaat dan in het niet vallen. Dat vind ik een heel treurige gedachte.’

Casper Vandeputte

(27), toneelregisseur en schrijver. Studeerde in 2008 af aan de Toneelacademie Maastricht, maakte daarna producties bij het Huis van Bourgondië in Maastricht, Het Lab in Utrecht en de Toneelschuur in Haarlem. Vanaf 2013 verbonden aan het Nationale Toneel.

‘Ik was nooit bij het Nationale Toneel binnen gekomen als ik niet eerst bij productiehuizen ervaring had kunnen opdoen en mij had kunnen bewijzen. Mijn afstudeervoorstelling op de academie mislukte volledig, het is dankzij de huizen dat ik mij heb kunnen verbeteren. Die zagen iets in mij, hadden vertrouwen en durfden het risico te nemen. In feite zijn de productiehuizen een tweede opleiding, waar je naast je artistieke ontwikkeling ook werkt aan je organisatorische vermogen. Ja, soms mislukt iets. Een van mijn producties voor Het Lab kwam echt niet van de grond, maar het is wel essentieel geweest voor wat ik daarna ben gaan maken. Van je fouten leer je, zo simpel is het. Nu zie je dat er nog minder ruimte is voor mislukking, daardoor wordt de spoeling steeds dunner. Er zijn zoveel specifieke makers. Boukje Schweigman, Ilay den Boer. Gaan er voor die hele specifieke parels straks ook gezelschappen zijn? Vergelijk het met de universiteit, in feite kunnen wij in de theaterwereld straks niet meer promoveren. Het is heel erg wrang dat ik een van de laatsten ben die dit traject nog hebben kunnen doorlopen.’

Liliane Brakema

(24), toneelregisseur. Volgde de regieopleiding aan de Toneelacademie Maastricht, studeert in 2014 af als regisseur aan de Theaterschool Amsterdam.

‘Een regieopleiding kies je vanwege een enorme drive, niet voor een veilige, goedbetaalde toekomst. Maar op de helft van je studie horen dat er zo rigoureus op cultuur wordt bezuinigd, dat doet pijn. Ik vind dat het Nederlandse theaterlandschap best wat frisse wind kan gebruiken en ik begrijp ook dat er bezuinigd moet worden, maar op deze manier wordt een hele theatergeneratie benadeeld. Een productiehuis is de meest logische stap na je opleiding. Mijn zusje studeert geneeskunde, die mag ook niet meteen een openhartoperatie uitvoeren. Je moet eerst oefenen, beter worden. Een productiehuis biedt je die ruimte. Toch geloof ik dat er voor mij en andere jonge makers met een visie en goede ideeën ergens ruimte zal blijven. Ik ga zeker brieven schrijven naar gezelschappen en concepten sturen naar het Fonds Podiumkunsten en de productiehuizen die dan nog bestaan. Ik beloof bij dezen dat ik hoe dan ook nooit op de bank ga zitten. Maar soms ben ik wel bang. Daar sta ik straks, met mijn formulier in de hand, in de rij voor het fonds tussen gevestigde namen als Orkater. Mijn plan B? Duits leren en mijn koffers pakken. Ik weet niet of ik in een land wil blijven wonen dat op deze manier met zijn cultuur omgaat.’

Wat is een productiehuis?

Productiehuizen zijn er voor talentontwikkeling. Maar voor 2009, het jaar waarin deze term de huidige betekenis kreeg, waren er werkplaatsen en productiehuizen. De werkplaatsen waren er voor het begeleiden van jong talent. De productiehuizen ondersteunden vaak meer ervaren makers. In 2009 werden de twee soorten instellingen onder dezelfde noemer gebracht: productiehuis. Ze kregen ook een hoofdtaak, die van talentontwikkeling. Zo kon de verscheidenheid aan instellingen in de nieuwe, door het Rijk gesubsidieerde basisinfrastructuur een plek krijgen. Maar het etiket wringt nu staatssecretaris Zijlstra heeft besloten talentontwikkeling over te laten aan gezelschappen.

Raad voor Cultuur

In het onlangs verschenen advies aan staatssecretaris Zijlstra uit ook de Raad voor Cultuur zijn zorgen over de effecten van deze bezuiniging. ‘Zonder plaatsen voor experiment en ontwikkeling geen kweekvijver voor talent. Zonder talent geen aansprekende, vernieuwende culturele uitingen’, schrijft de raad. Met het wegvallen van de productiehuizen uit de basisinfrastructuur komen ‘broedplaatsen voor kwalitatief hoogwaardige, vernieuwende producties onder zware druk te staan’.

Contact

Wil je in contact met Eva komen? Stuur haar dan een bericht en ze zal z.s.m. reageren.

Not readable? Change text. captcha txt