terug
De Volkskrant

Door Eva Oude Elferink / 24 november 2012

Ze zijn al niet meer zo vergeten, de Kaapverdische eilanden. Toch kun je op het bergachtige Santo Antão door suikerrietvelden en bananenplantages wandelen zonder een enkele toerist tegen te komen.

Een grote struik vol oranje bloemetjes buigt zich als een poort over het smalle bergpad. Houdt het hier op? We duwen de stekelige takken opzij. Dan maar wat schrammen, de belofte dat achter die top de zee schuilt, is te verleidelijk. Het pad wordt steiler, kronkelt langs velden suikerriet en maïs die honderden meters naar beneden doorlopen. In de verte steken blauwe, gele en roze huisjes boven het riet uit.

We doen ons best de donkere wolken te negeren die onze kant op komen. We zijn naar het eiland Santo Antão gekomen voor de winterzon. Maar hoe verder we klimmen, hoe harder de druppels vallen. Het wordt lastig niet uit te glijden over de ronde stenen. Vonden we het eerst nog spannend langs een richel te lopen, nu vervloeken we het gebrek aan grip. Een zwaar gerommel kondigt onweer aan. Doorlopen maar.

***

Ze worden ook wel de ‘vergeten eilanden’ genoemd, de tien stukjes vulkanisch land die voor de kust van Senegal in de Atlantische Oceaan verspreid liggen. Valt mee. Wie aankomt op het eiland Sal ziet vooral luxe resorts (in aanbouw) en roodverbrande toeristen. Ook op het kleinere Boa Vista liggen de stranden vol. Zo niet op Santo Antão; het op een na grootste, hoogste, maar vooral mooiste van het stel. Hier geen dorre vlakten, maar groene valleien en hoge bergruggen waarop mango’s en bananen worden verbouwd. Waar pensions en Engelstalige menu’s schaars zijn. En waar ze de beste pontche schenken.

Vanaf São Vicente, het nabijgelegen eiland van morna-koningin Cesária Évora, pakken we de veerboot naar Santo Antão – de enige manier om daar te komen. Alle inwoners weten: de ochtendboot is voor de toeristen, de middagboot voor de Kaapverdianen. Wij zitten op de middagboot en inderdaad, op een grijzende man met afritsbroek en wandelschoenen na zijn wij de enige buitenlanders. Aan de scheepsbar bestellen mannen flesjes Strela, het lokale bier. Vrouwen zitten op plastic stoelen in de schaduw, de kinderen op schoot. De voertaal is Creools met flarden Portugees.

Een vrouw in een bloemetjesjurk blijkt afkomstig uit Rotterdam. ‘Geboren en getogen’, zegt de 41-jarige aerobicslerares Yvonne Morais. Haar vader behoorde tot de eerste generatie Kaapverdianen die naar Nederland kwam. Tien jaar geleden keerde hij terug, met spaargeld. Morais bezoekt om het half jaar zijn Blue Bell hotel in het stadje Ponta do Sol. ‘Het is elke keer of ik uit een zwart-witfoto in een kleurenfoto terechtkom. Hier is alles rustig en mooi, in Nederland is het stress en werk.’ Of zij hier ook zou willen wonen? Schaterlach. ‘Nee man, mij te rustig.’

In de haven van Porto Novo is het chaos. ‘Taxi!’ ‘Taxi!’ Tassen worden uit de laadruimte van de boot gesleept en op de schouders van chauffeurs gegooid. Vrouwen met kleurige schorten dragen zakken mango’s en grote tupperwarebakken vol pastéis de bacalhau, filodeeghapjes met kabeljauw. Ze verkopen hun waren aan voorbijgangers. We springen in de laadbak van een Toyota pick-uptruck. Die zal ons naar Vila das Pompas brengen, een dorpje aan de andere kant in de vallei van Pául, het mooiste en vruchtbaarste deel van Santo Antão en onze slaapplek voor die nacht.

Bij het scheuren over de hobbelige stenen houden we ons vast aan het geïmproviseerde bankje in de laadbak. Na iedere scherpe bocht schokt de truck zich weer in beweging. Het uitzicht maakt veel goed; we zigzaggen langs acaciabomen en zien de eerste bergruggen opdoemen. Hoger, steeds hoger. We bewonderen het groen van de hellingen en valleien. Hier en daar kronkelt een smal pad. Al ligt de zee ver achter ons, de zilte geur hangt nog in de lucht.

Het wordt koud en nevelig als we de eerste stenen huisjes passeren. ‘Espongeiro’, staat op een blauwgeschilderde muur. Het boerendorpje op de top van de bergrug is een bekende tussenstop. ‘Bom Dia!’ Een kleine vrouw op slippers en met een doek om haar hoofd lacht vriendelijk vanuit een deuropening. Ze wenkt. In haar stenen huisje met rode kozijnen hangt de zoete geur van tabak. De vrouw verdwijnt in een hokje, haar winkeltje. Dan keert ze terug met een oude fles en vult glaasjes met een mengsel van rum en rietsuikerstroop.’Pontche.’ Ze wijst naar de fles. ‘Sabé’, lekker.

Bij het kustplaatsje Vila das Pompas klappen golven op scherpe rotsen. Er zijn een paar piepkleine strandjes, verder is de zee rond Santo Antão alleen bereikbaar voor waaghalzen. Dit eiland is niet voor zwemmers. Je komt hier om te wandelen over de ruim veertig bergpaden die over toppen en door valleien kronkelen, langs bananenplantages en dorpjes met stenen huisjes. Of om donkere rotspartijen te beklimmen die je langs watervallen leiden. Hier en daar zijn rotsbaden die zich vullen met regenwater. Kun je toch nog een duik nemen.

Santo Antão is al redelijk populair onder vooral Franse en Duitse toeristen. Maar waar de andere eilanden Tenerife-achtige trekjes beginnen te vertonen – op Sal is een Hiltonhotel in aanbouw – is de charme van Santo Antão het gebrek aan luxe. Er is één vier sterren-hotel, het Santantao Art Resort in Porto Novo.

Verder vind je hier vooral pensionnetjes en b&b’s, vaak van westerlingen of geëmigreerde Kaapverdianen. Zo is Ben Dos Santos (50) uit Zaandam druk bezig een aantal ecolodges aan de kust bij het dorpje Cruzhina te realiseren. Een grote bouwtekening markeert het pad waaraan de huisjes moeten komen.

‘De vraag naar slaapplekken is groot’, zegt Dos Santos, die in Nederland werkt voor een woningstichting. Het aantal bedden op Santo Antão moet volgens hem omhoog, van 350 naar duizend stuks, wil het eiland concurrerend blijven. Hij is niet bang dat de authenticiteit van Santo Antão verloren gaat. ‘Je zult hier geen Sal-taferelen zien, geen quads die rondscheuren. Dat accepteren de bewoners niet.’

In het stadje Ponta do Sol, met zijn veelkleurige huizen, is de invloed van het toerisme het duidelijkst voelbaar. Behalve cachupa, een lokaal bonengerecht, kun je hier ook pizza’s en pasta’s krijgen. Bij de pier verkopen Senegalezen hun Afrikaanse souvenirs. Houten maskers, kralenkettingen. Stelletjes met rugzakken proberen de zon te fotograferen voor die achter de rotsen in zee verdwijnt.

‘Het wordt steeds drukker’, zegt Amadou, die tien jaar geleden uit Senegal naar Santo Antão kwam. Hij knikt naar de petjes en neemt tevreden een slok van zijn pontche. ‘Ça va bien avec le Cap-Vert. Ça va bien.’

***

Na een uur op het bergpad zijn we nog altijd geen andere wandelaars tegengekomen. De donkere wolken hebben kennelijk de meeste toeristen afgeschrikt, maar wij moeten en zullen die top bereiken. We passeren een jongen in een verschoten short met ontbloot bovenlijf. In zijn handen heeft hij een touw dat is vastgebonden aan de hoorntjes van twee geiten die langs de richel grazen. ‘Bom dia.’ Hij lacht verlegen en slaat zijn ogen neer.

Als we kort daarop, bang voor het naderende onweer, snel teruglopen, staat hij er nog, lachend. Niets gewend, die toeristen.

KONINGIN VAN DE MORNA

Het verlangen ooit terug te keren verbindt veel geëmigreerde Kaapverdianen. Niemand die dit gevoel mooier vertolkte dan Césaria Évora, de grande dame van de morna, de Kaapverdische muziekstroming die Afrikaanse ritmiek koppelt aan de Portugese fado. Évora verruilde het eiland São Vincente voor Lissabon en Parijs om haar zangcarrière van de grond te krijgen. Het begin jaren negentig verschenen Sodade (weemoed) werd het nationale heimweelied en betekende Évora’s internationale doorbraak. Vorig jaar december overleed ‘de diva op blote voeten’ op 70-jarige leeftijd. Thuis, op São Vincente.

NU WE ER TOCH ZIJN

SAL

Slapen

Leuk alternatief voor een luxe resort: huur een appartement op Sal. Zoals Aquamarina Suites (vanaf € 59 per nacht) in het stadje Santa Maria. Wél je eigen keuken, maar je ontbijt wordt gebracht. Heb je na het Spartaanse Santo Antão zin in zachte handdoeken en massages, slaap dan een nachtje in het chique Hotel Morabeza, ook in Santa Maria. Verse papaja bij het ontbijt; vanaf € 112.

Doen

Sal heeft witte stranden en zachte ligstoelen. Als de Passaatwind vanuit Afrika overwaait kun je er ook kiteboarden of windsurfen. Of ga mee met de lokale vissers of huur een quad om het eiland te verkennen. Ook leuk: ga dobberen in het zoute water in de krater van Espargos. Wel waterschoenen meenemen.

SÃO VINCENTE

Slapen

Door de warmte – gemiddeld 28 graden in de wintermaanden – komt het leven op São Vincente pas ’s avonds op gang. Dan klinkt in de havenstad Mindelo vrolijke muziek van onder kleurrijke luifels. Het is geen straf hier een nachtje te wachten op de volgende boot naar Santo Antão. Slaap in Casa Colonial, een zachtgroen koloniaal pand op de Rua de Septembro met een bescheiden zwembad én babysitterservice; vanaf € 55.

Doen

Voor de geuren van Mindelo ga je naar de Mercado Municipal, een overdekte markt op de Rua Lisboa. Daar liggen gepekelde vissen tussen trossen bananen. Of laat een aluguer je naar de top van de Monte Verde brengen, met 750 meter de hoogste heuvel op het eiland. Vanaf hier zie je bij helder weer Santo Antão, maar ook de onbewoonde eilandjes Santa Luzia, Branco en Raso. Ga zwemmen in de Baía das Gatas. Bestel daar bij Grills Baía gegrilde garupa, een witvis (€ 7,50).

Contact

Wil je in contact met Eva komen? Stuur haar dan een bericht en ze zal z.s.m. reageren.

Not readable? Change text. captcha txt