Door Eva Oude Elferink / 9 maart 2017
Indonesië wil meer verdienen aan zijn grondstoffen. Nu ligt mijnbouwer Freeport onder vuur, maar die vecht terug.
Wat is een contract in Indonesië waard? Die vraag staat opnieuw centraal nu een slepend conflict tussen de Indonesische regering en de Amerikaanse mijnbouwer Freeport-McMoRan tot een publiek kookpunt is gekomen.
De inzet: de omstreden Grasbergmijn in de bergen van Papoea. Freeport bezit de exploitatierechten en heeft daarmee ’s werelds grootste goudmijn en de op een na grootste kopermijn in handen. Maar de Grasberg is ook symbool komen te staan voor mensenrechtenschendingen, corruptie en bovenal de moeizame verstandhouding van de Indonesische politiek met buitenlandse investeerders. Het gesteggel over Freeports rechten sleept zich voort. Ditmaal liggen niet de voorwaarden, maar het contract zelf op tafel.
De Amerikaanse mijnbouwer mag geen koperconcentraat meer exporteren als het zijn contract, in 1991 voor het laatst verlengd onder de regering-Soeharto, niet laat omzetten naar een meer flexibele mijnlicentie. Die biedt echter veel minder zekerheid; zo kan een licentie makkelijker worden opgezegd en kunnen belastingen tussentijds veranderen. Freeport weigert dat zolang het geen langetermijngaranties voor de Grasberg krijgt. Met als gevolg dat de productie, goed voor eenderde van Freeports jaarlijkse koperproductie wereldwijd, grotendeels stil ligt. Op Papoea werken zo’n 32.000 mensen voor de mijnbouwer, ontslagen zijn al aangekondigd.
Spelregels
Indonesië is gezegend met grond rijk aan grondstoffen: koper, nikkel, olie, gas. Op papier een droom voor internationale exploratiebedrijven, ware het niet dat de Indonesische regering, in een poging zelf meer aan al die bodemschatten te verdienen, de regels zomaar kan omgooien en ook niet schroomt dat te doen.
Dat merkten Shell en het Japanse Inpex vorig jaar. Samen wilden zij tussen de Molukken en Australië het grootste niet ontgonnen gasveld van Indonesië uitbaten. Daarbij wilden ze het gas op zee winnen en op drijvende fabrieken verwerken voor de export.
Tot de nieuwe minister van Maritieme Zaken anders besloot: het gas moest eerst aan land komen en daar worden verwerkt. Zo zou ook de lokale bevolking meeprofiteren. Niet rendabel, volgens Shell en Inpex. Sindsdien ligt het miljardenproject stil. Dit keer is het doelwit de mijnindustrie. In januari kondigde de Indonesische regering aan dat een mijnwet die eind 2014 werd ingevoerd, deels wordt losgelaten. Die verbood mijnbouwers nog langer ruwe grondstoffen te exporteren en dwong hen smelters in Indonesië te laten bouwen. Goed voor de werkgelegenheid en voor de inkomsten van de overheid; aan de uitvoer van hoogwaardige, verwerkte grondstoffen zou Indonesië meer verdienen, was het idee.
Alleen: „Het verbod werkte niet”, zegt Moekti P. Soejachmoen, econome en hoofd van de financiële denktank Mandiri Institute. „Mijnbedrijven die voorheen ruwe ertsen exporteerden, moesten ineens halffabrikaten gaan verkopen. Dat is een andere markt, feitelijk moesten ze dus op zoek naar nieuwe klanten.” Bovendien, zegt Soejachmoen, is het verwerken van grondstoffen in eigen smelters al snel onrendabel omdat mijnen afgelegen liggen en de infrastructuur slecht is.
Plannen voor smelters liggen in veel gevallen nog op de tekentafel. Ondertussen zakte de export van grondstoffen in, waardoor de Indonesische overheid haar inkomsten uit belastingen en royalty’s zag dalen. Was de mijnindustrie vóór het verbod goed voor bijna 6 procent van het bruto binnenlands product, daarna zakte het terug tot zo’n 4 procent.
Verrassing
Hoewel de Indonesische economie groeit (met 5 procent in 2016), zijn het nog altijd niet de ronkende cijfers die president Joko ‘Jokowi’ Widodo bij zijn aantreden beloofde. Door de regels van het exportverbod iets te versoepelen moet de boel weer een zetje krijgen.
Toch is het woord ‘versoepeling’ bedrieglijk; op de lange termijn wil Jokowi nog steeds een einde maken aan de buitenlandse dominantie in de mijnbouw. Zo moet over tien jaar een meerderheid van de aandelen van internationale mijnbouwers in Indonesische handen zijn. Ook door te werken met een licentiesysteem wil de regering strakker controle houden. Voldoet een bedrijf straks niet aan haar eisen? Pech, vertrekken dan.
Hoewel er al geruchten rondgingen, kwam de aanpassing van de wet toch als een verrassing. „De vice-president verzekerde mij kort daarvoor nog dat het exportverbod voor nikkel zou worden gehandhaafd” , zegt Nico Kanter, topman van Vale Indonesia, een dochterbedrijf van de gelijknamige Braziliaanse nikkelproducent. „Steeds kreeg ik te horen, ‘nee, er komt geen versoepeling’. ”
Kanter zag de winst van zijn bedrijf het afgelopen jaar al met ruim 96 procent dalen door de lage nikkelprijs. Analisten verwachten dat Vale Indonesia, dat geraffineerde nikkel exporteert, een van de grootste verliezers zal zijn als de markt straks wordt ‘overspoeld’ met ruwe nikkel. Kanter moest zijn aandeelhouders uitleggen dat ook dit Indonesië is. „De enige teksten waaraan hier niet wordt getornd, zijn de Bijbel en Koran.” Zijn strategie: afwachten. „Ik kan het mij niet veroorloven nu te agressief te zijn.”
Die fase is Freeport voorbij. De Amerikaanse mijnbouwer heeft gedreigd naar een internationaal arbitragehof te stappen als het bedrijf er binnen 120 dagen niet uitkomt met de regering. Voor beiden staat veel op het spel. Freeport investeerde tot nu toe naar eigen zeggen zo’n 12 miljard dollar (11,3 miljard euro) in Grasberg en betaalde zo’n 16,5 miljard aan belastingen en royalty’s. Daarmee is de mijnbouwer een van de voornaamste bronnen van belastinginkomsten in Indonesië.
Maar president Jokowi laat zich niet onder druk zetten. „We willen tot een win-winoplossing komen. Maar als Freeport zich onmogelijk opstelt, zal ik actie nemen.”