Door onze correspondent Eva Oude Elferink
In India kan het gebeuren dat mensen familieleden dood laten verklaren om hun grond in handen te krijgen. En zie dan maar weer eens levend te worden.
Lucknow – Voor iemand die achttien jaar dood is geweest, ziet Lal Bihari, oprichter van de Vereniging van Dode Mensen, er verrassend gezond uit. De zwarte bodywarmer die hij deze maandagmorgen over zijn hemd heeft aangetrokken, zit strak over zijn buik gespannen. Daarboven een rond gezicht met ogen die veranderen in vrolijke spleetjes als de absurditeit van zijn bestaan weer eens ter spraken komt. De haren grijs, dat wel.
Écht dood was Bihari, inmiddels de zestig gepasseerd, natuurlijk niet. Maar wel in de krochten van de Indiase bureaucratie. Tussen 1976 en 1994 bestond de sariverkoper uit Khalilabad, een dorpje in het noordoostelijke district Azamgarh, alleen in het echt en niet op papier. Door een ‘administratieve fout’, is de officiële versie van het verhaal. Eigenlijk moet daar staan: door gretige familieleden en corrupte ambtenaren.
Levende ‘doden’ zoals Lal Bihari zijn geen uitzondering in Uttar Pradesh, de dichtstbevolkte staat van India waartoe Azamgarh behoort. Met ruim 200 miljoen inwoners is het hier zelfs op het platteland dringen. Akkers zijn soms maar een fractie van een hectare. De schaarste maakt mensen hebberig, niet zelden ten koste van familieleden. Zij worden bedreigd of in het uiterste geval vermoord om hun deel van het land.
Anderen pakken het geraffineerder aan. Een stapel roepies kan veel gedaan krijgen. Zelfs: iemand laten doodverklaren die springlevend is.
Lening bij de bank
Hoeveel zijn vaders broer heeft betaald aan de lekhpal , de beambte die in Khalilabad over leven en dood ging, weet Bihari niet. Zelf woonde hij toen al jaren niet meer in het dorp. Als tweejarige was hij na het overlijden van zijn vader met zijn moeder naar haar ouders verhuisd, een kleine dertig kilometer verderop. Zijn oom ontfermde zich over het stukje land dat zijn vader hem had nagelaten, nog geen halve hectare.
Een situatie waar Bihari, ook eenmaal volwassen, prima mee kon leven. Maar toen bleek hij in het najaar van 1976 ineens dood. Het was de lekhpal in Khalilabad zelf die het hem vertelde. Voor een lening bij de bank had Bihari documenten nodig uit zijn geboortedorp. Dat ging niet lukken, kreeg hij te horen: meneer Lal Bihari is op 30 juli 1976 overleden. „Hoe kan dat nou”, vroeg hij nog. „Ik zit hier toch?”
Hoeveel lotgenoten Bihari heeft is moeilijk te zeggen: weer tot leven gewekte doden blijken niet de officiële statistieken te bevolken. Wie heel voorzichtig wil zijn, houdt het op honderden. Vraag het Bihari en hij zegt: „Duizenden, minstens.”
Zeker is dat rond de eeuwwisseling, na een publicatie over zijn zaak in het Amerikaanse TIME Magazine , de Nationale Mensenrechten Commissie een onderzoek startte. Via advertenties in lokale kranten en spotjes op radiostations in Azamgarh werden slachtoffers verzocht zich te melden. Toen het onderzoek in 2008 werd afgesloten, waren 335 mensen uit ‘de dood herrezen’.
Daar stopte het niet. Het meest recente dossier dat een medewerker van de Mensenrechten Commissie in Uttar Pradesh uit het archief tevoorschijn haalt, is vorig jaar afgehandeld. Die persoon was zelf naar de Commissie gestapt, benadrukt de medewerker. Dat doet lang niet iedereen. De slachtoffers zijn vaak oud en net als Bihari arm en laag opgeleid. Een advocaat is dan snel te duur, bovendien kunnen procedures door het overspannen Indiase rechtssysteem decennialang voortslepen. Wat zeker ook meespeelt: angst. Vermoord worden op papier is immers altijd nog beter dan echt vermoord worden.
„Niet iedereen durft tegen het systeem te vechten”, zegt Bihari. De voormalige sariverkoper daarentegen heeft er zijn levenswerk van gemaakt. Met als voorlopige slotakte het dagen van de Indiase staat voor omgerekend ruim 3 miljoen euro aan compensatie. Of de rechter daarin meegaat, hoort hij waarschijnlijk volgende week. Dat mag ook wel, de zaak sleept zich alweer dertien jaar voort. Maar Bihari heeft geleerd geduldig te zijn.
Big business
Het fenomeen van de levende doden beperkt zich niet tot Uttar Pradesh, zegt antropoloog Satendra Kumar, die al jaren onderzoek doet naar rurale ontwikkelingen in India. „Je vindt ze net zo goed in Bihar en Orissa.” Wat al deze staten gemeen hebben volgens de onderzoeker: een hoge migratie van het platteland. Schamele oogsten en gebrek aan alternatief werk drijven de boeren massaal naar de stad. „Vaak zijn het familieleden die zich over de achtergelaten akkers ontfermen. Die kunnen vervolgens makkelijk met een lokale ambtenaar samenspannen om hun naam op de eigendomsakte te krijgen”, zegt Kumar.
Zo zijn er meer kapers op de kust. Een door de Indiase overheid gestimuleerde bouwboom heeft de grondprijzen de afgelopen decennia flink opgedreven, met name rond uitdijende steden. Niet alleen corrupte ambtenaren en politici willen daarvan profiteren: ook louche vastgoedtypes. Kumar: „Een beproefde methode van dit soort lui is dat zij op zoek gaan naar stukjes grond waar een conflict om is, bijvoorbeeld binnen families. Wij kunnen je helpen, zeggen ze dan. In ruil voor een deel van de winst.”
Sita Ram Patel, een fragiele man met diepe plooien in zijn gezicht, liet op een middag in 2017 zijn buffel grazen toen hij verderop, daar waar zijn veld met aardappelen en uien overloopt in gezamenlijke grond, een van zijn drie halfbroers met een onbekende man zag staan. Patel en zijn broers wonen in Madanpur, een gehucht van enkele honderden inwoners vlakbij de luchthaven van Varanasi. Sinds het overlijden van hun vader zo’n tien jaar terug hoefde Patel al niet meer om zijn deel van de gezamenlijk oogst te vragen, vertelt de boer zacht. Ter illustratie buigt hij zijn hoofd waar, verstopt onder dunne witte haren, een smal litteken loopt. Hij is dik in de tachtig, zij ruim twintig jaar jonger. Wat kan hij doen?
De onbekende bleek een vastgoedman. Madanpur ondergaat een facelift sinds de komst van een nieuwe weg. Links van de muur die om het land van Patel en zijn broers loopt, wordt druk getimmerd aan een grote feestzaal. Op de zanderige vlakte rechts komen huizen, vertelt de boer. Bij zijn broers begon het blijkbaar ook te kriebelen, want toen Patel kwam vragen wie die man was, kreeg hij te horen dat ze het stuk land gingen verkopen. De papieren waren al geregeld.
Zelf kan Patel niet lezen, maar volgens zijn advocaat waren de benodigde papieren er inderdaad, inclusief een vervalste handtekening van Patel. Voor de rechter probeerden zijn halfbroers het nog over een andere boeg te gooien door te zeggen dat de broer die de handtekening had gezet was overleden. Patel, op dat moment ook in de rechtszaal, was maar een oplichter. Gelukkig voor de oude man trapte de rechter daar niet in. Wel liet hij Patel vijf keer zijn handtekening op een stuk papier krabbelen. Die op het document, oordeelde hij ten slotte, was inderdaad niet van hem.
Bollywoodfilm
Bij Lal Bihari ging dat anders. Naar de rechter gaan had geen zin, werd hem verteld. En geen ambtenaar in Azamgarh wilde zich aan zijn zaak branden. Dat Bihari een Dalit is, de laagst geplaatsten in het kastenstelsel, hielp daarbij niet. Dus bedacht de sariverkoper een nieuwe tactiek. De ambtenaren konden dan wel willen volhouden dat hij dood was, hij zou er alles aan doen het tegendeel te bewijzen.
Een greep uit zijn oeuvre: Bihari ontvoerde zijn neefje om een strafblad te krijgen (wat de dienstdoende agent weigerde). Hij probeerde zich kandidaat te stellen voor de presidentsverkiezingen (lukte niet). Hij liet zijn vrouw een aanvraag indienen voor weduwecompensatie („Dát mocht dan weer niet”). Hij voegde ‘mritak ’ (dode) toe aan zijn naam. En hij richtte Mritak Sang op, de Vereniging van Levende Doden, waarmee hij sit-ins en nepcrematies voor overheidsgebouwen organiseerde. Op het hoogtepunt waren ze met zo’n vijfduizend leden, zegt Bihari. Een ledenlijst om dat te controleren is er niet.
Het had, uiteindelijk, effect. Op 30 juni 1994 kwam Bihari weer tot leven (al hoorde hij dat pas enkele dagen later). Maar na jaren van trappen tegen het systeem, was Bihari nog niet klaar. Zeker niet toen hij las dat twee Bollywoodacteurs omgerekend zo’n 3 miljoen euro schadevergoeding van een krant eisten, omdat die hen zoenend op de voorpagina had geplaatst. Als zij dat al vroegen voor een foto, dacht Bihari, dan had hij met achttien jaar dood zijn toch op zijn minst recht op hetzelfde bedrag.
Dus staat hij op een maandagmorgen in februari met een map vol knipsels en kopieën onder de arm voor de rechtbank in hoofdstad Lucknow, een busreis van acht uur vanuit zijn dorp Amilo. Op de vraag waarom hij zichzelf dit na al die jaren nog aandoet, haalt de vader van drie lachend zijn schouders op. Zijn gezin steunt hem, gelukkig. En ook als hij verliest, heeft hij in ieder geval weer voor wat reuring gezorgd. Deze zomer wordt er zelfs een Bollywoodfilm over hem opgenomen, vertelt Bihari trots.
En de lekhpal die verantwoordelijk was voor zijn ‘dood’? Die is uiteindelijk nooit gestraft. De man stierf tijdens het onderzoek dat twee decennia later alsnog naar hem werd gestart. Hij echt.
Met medewerking van Raghavendra Verma.