Door Eva Oude Elferink / 21 augustus 2013
Ook hip: dineren bij de boer, direct van het land. Kan je zien waar je eten vandaan komt.
Een uur geleden stond Philip van den Heuvel (34) nog te tieren, omdat zijn scooter in hartje Amsterdam was gestolen. Nu loopt hij met veertig vooral stadsgenoten bij Abcoude achter een kudde waggelende koeien, verbaasd over het formaat uier van een ouder exemplaar. Vast zwanger. En die scooter, ja dat is zuur. Maar man, ruik je die frisse lucht? Als hij thuis naar buiten kijkt, ziet hij alleen beton. ‘Hier zie je ten minste het blauw, de verte. Moet toch chill zijn, dat boerenleven.’
Zie hier: de stadsmens uit zijn natuurlijke habitat gehaald. Sneakers en slippers die over modderige paden zigzaggen, de verse lading koeienpoep ontwijkend. Iphones in de aanslag, voor het geval er eentje iets grappigs doet. Een wat ongewone setting voor een diner, zou je zeggen. Maar tussen diezelfde grazende koeien wordt even later aan lange tafels gegeten en geproost op het goede leven, door mensen die elkaar tot voor kort niet kenden.
‘Plat du boer’ noemen Jobien Groen (37), freelance journalist, en Mark Jansen (40), eigenaar van het Amsterdamse restaurant MOES, hun weilanddiners. Groen schreef een kookboek over lokaal eten, Jansen werkt zoveel mogelijk met regionale producten. Samen wilden ze laten zien waar eten vandaan komt. Dus zetten ze de komende weken in weilanden tafels neer en bouwt chef-kok Vijay Boodt (44, coupe Jamie Oliver), een menu rond hetgeen de betreffende boer op zijn land heeft.
Deze wat winderige zomeravond gebeurt het op de biologische melkveehouderij van Henk den Hartog (52) – voor zijn publiek ‘boer Henk’ – en echtgenote Wilma (49). Henk is van het nuchtere soort; sjekkie in de linker mondhoek, aarde onder de nagels. Telg uit een familie die boerderij ‘Hartstocht’ al ruim 75 jaar runt. Zij was het stadsmeisje. Inmiddels zijn ze 33 jaar samen. Ze hebben drie zonen, een dochter, honderd blaarkopkoeien en nog eens tweehonderd stuks scharrelvee; kalven, ossen. Bedoeld om te grazen en voor het compost te zorgen dat Henk en Wilma weer verkopen.
Hun geitenweide vormt het decor waarin de gasten dineren. Tot ongenoegen van de oorspronkelijke bewoners, die voor het gemak met een houten hekje van het tafereel zijn gescheiden. Nieuwsgierig drukken ze hun neus door de houten spijlen, blatend in het niets. Achter de met wit tafellinnen bedekte tafels hangen hoogspanningskabels boven de horizon. Er staat een veldkeuken, het zonlicht weerkaatst in de stalen scheplepels die bungelen in een nabijgelegen boom. ‘Mooier wordt het niet’, concludeert Mark Jansen tevreden.
Het is niet zijn bedoeling dat mensen alleen maar aanschuiven. ‘We willen echt iets met de plek doen.’ Samen bietjes uit de moestuin halen voor het voorgerecht bijvoorbeeld. Of, in dit geval, de koeien naar de stal brengen. Wilma’s favoriete bezigheid van de dag. Het leidt tot de nodige hilariteit onder de gasten. Jonge stelletjes, hier en daar een oudere heer en dame. Veelal ‘bewuste Bourgondiërs’ die het liefst bij de markt ‘met of zonder q’ hun boodschappen doen; veel vis, weinig vlees, ‘want dat schijnt niet goed voor je te zijn.’
De activiteit blijkt een adequate ijsbreker. Alsof ze nooit anders hebben gedaan, zitten de gasten naast elkaar op hooibalen en houten bankjes, comfortabel gemaakt door kussens in verschillende patronen. Mokken met roze hortensia’s worden opzij gezet om plaats te maken voor flessen Grüner Veltliner en Vilares. Er wordt getoast op boer Henk en Wilma, die ook zijn aangeschoven. Als het voorgerecht – kalfstong met een salade van bietjes – op tafel verschijnt, wordt proestend gewezen op de kalfjes die zojuist zijn geaaid. ‘Lekker lokaal!’ Reden voor sommigen om alleen de bietjes op te eten.
De sfeer is van een Mediterraanse gezelligheid, hoewel een tafelgenoot met zilvergrijs haar liever van ‘campingkneuterigheid’ spreekt. ‘Maar dan op de positieve manier hè.’ Kopjes venkelsoep worden doorgegeven, de vleeseters, voorzien van ravioli met kalfswang, prikken een vorkje risotto met gort bij hun vegetarische buren. Als de schemer invalt en Wilma met de armen vol fleecedekens en Henks wollen truien verschijnt, houdt de tafelgenoot het niet meer. ‘Tsjongejonge. Dit is toch de idylle van het boerenlandleven.’ Dan, zichtbaar trots op deze vondst: ‘Zet dat maar boven je stuk.’
Of het eten ook anders smaakt, zo dicht bij de bron? Een meneer vindt van wel. Al kan dat ook komen door de wind die zijn neusgaten vult met een mengeling van mest en vochtig hooi. Het is niet minder lekker hoor, zegt hij grijnzend. ‘Alleen wat aardser.’ En Wilma? Die ziet het geheel tevreden aan, aaiend over de kop van hond Susie die aan haar voeten zit. Henk is dan al even de schuur in verdwenen. Een van de gasten wilde meteen maar een paar kilo compost meenemen. We zijn er nu toch.