echte-mannen
Het Parool

Door Eva Oude Elferink / 30 augustus 2011

Een bezoekje aan de Albert Cuyp is niet langer nodig. Een beetje Amsterdamse jager en verzamelaar haalt zijn vis uit de gracht. ‘Verser dan dit wordt het niet.’

AMSTERDAM ‘Beet!” “Beet!” Verbaasd draaien enkele voorbijgangers zich om. Van achter de sluizen bij Carré klinkt luid gejoel uit drie kano’s die over het water van de Amstel schieten. Net te laat. “Hij heeft mijn draad gebroken!” Beteuterd trekt Pepijn van Halderen (38) zijn hengel weer uit het water. Het deel waar het aas aan hoort te zitten, is verdwenen. “Onbreekbaar draad,” murmelt hij. Zijn beige vissershoed, waaronder zijn bruine krullen vandaan springen, zit schuin op zijn hoofd door de inspanning. “Het was echt een monster, niet normaal wat een kracht.”

Dat de Amsterdamse grachten meer herbergen dan oude fietswrakken en verroeste winkelwagens, is geen verrassing. Dat je er ook een visje van restaurantkwaliteit uit kunt hengelen, is daarentegen bij lang niet iedereen bekend. Niet dat de zelfbenoemde stadsindiaan Rik Kreunen (33) dat erg vindt. “Zo blijft het een beetje mijn speeltuin.”

De blonde Kreunen, sportief gebouwd en afkomstig uit de Achterhoek, zegt in de veertien jaar dat hij hier woont de beste visplekjes van de stad te hebben ontdekt. “Maar die ga ik natuurlijk niet aan de grote klok hangen.”

Toch is het niet zijn bedoeling alle vis voor zichzelf te houden, integendeel. In kano’s waarin je trapt in plaats van peddelt -“Ideaal, zo heb je je handen vrij voor een hengel of een biertje” – neemt hij sinds een klein half jaar geïnteresseerden mee over de grachten. Hij is één van de drie geaccrediteerde visgidsen in Amsterdam en de enige in een kano. Hij probeert Amsterdammers letterlijk en figuurlijk dichter bij de natuur te brengen en van de stad te laten genieten. “Er is hier zoveel meer te doen dan alleen maar op terrasjes zitten.”

Voordat hij begon met zijn ‘cityindiantours’ ging Kreunen, vroeger directeur van een Amsterdams fietsmerk, regelmatig met zijn kano voor terrasjes aan het water dobberen om te vissen op witvis. Een beetje uitdagen, noemt hij het zelf. “Amsterdam is toch vooral zien en gezien worden. Ik vond het wel leuk om voor zo’n terrasje te gaan liggen, zo van: zo kan het ook.”

Van de witvis ging hij langzaam over op roofvis: baarzen, snoekbaarzen, snoeken. Meer actie. “In Afrika heb je de big five die je gezien moet hebben. Dit zijn de big three van de Amsterdamse wateren.”

Wie zich opgeeft om met de stadsindiaan op pad te gaan, moet niet verwachten lang op één plek te liggen. “We zijn indianen, we jagen!” Deze vroege ochtend neemt hij de in Amsterdam wonende acteur Van Halderen en diens zwager John Wechgelaar (33), fervent vissers, mee. Voor Van Halderen is het niet de eerste keer dat hij zich in de legergroene eenpersoonskano laat zakken; vorige week ging hij ook al mee. En niet zonder succes. “Pepijn is een echte sluiper,” zegt Kreunen. “Binnen een uur had hij acht baarzen gevangen!”

Aan een steiger tegenover Kreunens woonboot, in Oost, worden de kano’s klaargemaakt voor de tocht. Friso Roodzandt (52) hangt met zijn bovenlichaam, een gezelligheidsbuikje duidelijk zichtbaar, in een blauw exemplaar. De enige tweepersoonskano. “Mijn nieuwe aanwinst.” Hij klopt trots op de rand. Roodzandt is de Europese importeur van de kano’s. Voor de gelegenheid heeft hij besloten ook mee te gaan. “Niet om te vissen hoor,” zegt hij met een ondeugende lach. “Nog nooit een hengel vastgehouden.”

Terwijl Roodzandt achteruitgezakt van het ochtendzonnetje geniet, trapt Van Halderen er meteen lustig vandoor, zijn zwarte Birkenstocks stevig vastgebonden achterop de kano. Al snel wordt hij gevolgd door Wechgelaar, die probeert zijn zwager bij te houden.

Hun missie van vandaag: een snoekbaars vangen, volgens Kreunen de ‘biefstuk van het water’. “Hoe groter hoe beter,” roept hij hen na. “Anders hebben we geen lunch!”

De tocht duurt vier uur, met als hoogtepunt een lunch die de vissers zelf bereiden bij Hannekes Boom, het hippe hippieterras tussen het marineterrein en het Centraal Station. Maar dan moet er wel eerst iets gevangen worden. Kreunen verzekert dat dit met Van Halderen geen probleem hoeft te worden. En inderdaad, na nog geen tien minuten klinkt een vreugdekreet van onder een brug. “Beet!” Triomfantelijk houdt Van Halderen een baars van aardig formaat omhoog.

Met een klein knuppeltje, een priest, geeft hij een paar tikken op de vis. “Normaal doe ik altijd aan catch and release,” zegt Kreunen. “Je zult mij geen vis zien doodslaan.” Vroeger was dat wel anders, geeft hij toe. “Nu vind ik dat niet meer nodig, ik wil mijn speeltuin graag leuk houden.”

Toch hoort het bij de city indian-ervaring, het gaat immers ook een beetje om het jagen. “Vis en vlees valt niet zomaar in je bonus-plastic zakje van Albert Heijn,” zegt Kreunen. “Dit is terug naar de basis, je eigen eten verzamelen.”

Dat jagen en verzamelen is volgens de stadsindiaan vooral een mannending. “Al vangt een kerel een baarsje van twintig centimeter, dan is zijn dag al goed. Het geeft zo’n ontzettende kick. Vrouwen gaan meestal mee voor de gezelligheid. Die drinken lekker een wijntje terwijl hun mannen zitten te hengelen.” Roodzandt, nog altijd achterovergeleund, hoort het gelaten aan.

Intussen trapt de groep zichzelf een weg langs Artis. Wechgelaar heeft beet, een baarsje. Niet echt groot, dus deze kan na enig gespartel en wat foto’s weer het water in. Kreunen dirigeert hem en Van Halderen naar de zijkant van de gracht, waar overhangende bomen een schaduw over het water werpen. “Snoekbaarzen houden van donkere plekjes,” legt hij uit.

Thuis heeft hij een kaart waarop hij bijhoudt waar hij veel vis heeft gevangen. Geheimpjes, die hij alleen met zijn deelnemers deelt. Het is al vaak gebeurd dat hij mensen die de tour hebben gedaan, vervolgens terugziet op zijn vaste plekken. Niet erg, lacht hij. “Er is genoeg vis voor iedereen.”

Tussen allerlei visweetjes door geeft de gids ook de nodige informatie over bouwwerken die worden gepasseerd. Wechgelaar en Van Halderen hebben het echter te druk met vissen om op te letten, dus richt hij zich voornamelijk op Roodzandt, wiens telefoon onophoudelijk rinkelt. “De zaak,” zegt hij met een veelbetekenende grijns. “Die laten we lekker afgaan.”

Bij de Magere Brug krijgt Rik dezelfde blik in zijn ogen als een kind in een snoepwinkel. Dit is zijn favoriete stek, hier zitten de monsters. “Friso, dit vind jij zelfs mooi!”

De vissende kanobende trekt bekijks. Op de kade blijven fietsers staan, toeristen bewapend met camera’s hangen uit rondvaartboten. Wanneer Wechgelaar een gevangen snoekbaars omhooghoudt voor de fotograaf, flitst een tiental extra camera’s met hem mee. “Dat is het mooie aan vissen in de grachten,” zegt Kreunen. “Als je hier een grote jongen pakt, staan er meteen twintig mensen naar je te kijken.”

Vindt hij het leuk, zoveel bekijks? Ach, zegt hij schouderophalend. “Het hoort erbij.”

Uit het water bij Carré wordt de ene na de andere vis gehengeld. Uiteindelijk verdwijnt er nog een zestig centimeter grote snoekbaars – gevangen door Wechgelaar – in de koelbox, waarna het gezelschap zich naar de eindbestemming begeeft. Hier wachten een smeulende barbecue en grote glazen witbier.

Van Halderen ontfermt zich bij aankomst over de vangst. Met een geoefende hand fileert en ontschubt hij de vissen. Algauw trekt het tafereel nieuwsgierige terrasgangers. “Hebben jullie die zelf gevangen?” wil een vrouw weten. Als haar wordt verteld dat de vissen uit de grachten komen, fronst ze haar wenkbrauwen. “Word je daar niet heel ziek van?”

Nee, en Amsterdamse snoekbaars schijnt zelfs een delicatesse te zijn. Met wat olijfolie, peper, zout en een snufje uit het door Van Halderen meegenomen potje oregano zijn de vissen volgens het kanogezelschap zelfs restaurantwaardig te noemen.

“Verser dan dit wordt het niet,” smult Van Halderen.

Hij krijgt een schouderklopje van Kreunen. “Goedkoper ook niet.”

Wat kunnen we vangen?

Door de verbinding met de Noordzee, via het Noordzeekanaal, komt in Amsterdam ook zeevis voor. Het IJ huisvest bot, schol, tong, zeebaars, forel, wijting, kabeljauw en hier en daar een verdwaalde krab. In de grachten zijn voorn, karper en brasem te vinden, maar ook snoek, snoekbaars en paling. Om deze delicatessen op te hengelen, is een vergunning nodig van de Amsterdamse Hengelsport Vereniging. Rik Kreunen kan een tijdelijke vergunning afgeven. Voor verschillende vissen gelden beperkingen: zo mag men per persoon maar één snoek, twee snoekbaarzen en tien baarzen meenemen. Voor paling geldt een meeneemverbod.

Contact

Wil je in contact met Eva komen? Stuur haar dan een bericht en ze zal z.s.m. reageren.

Not readable? Change text. captcha txt